Hoorenaissance (17)

Tijdens de zoektocht door de schaakgeschiedenis stuit ik af en toe op een goudmijn. Als Caïssa-Eenhoorn zijn we bezig uit de wieg te kruipen, maar deze week kwam ik de oervader van het Hoornse schaken tegen.

In 1847 begint W.J.L. (Willem Jan Louis) Verbeek, huisarts uit Wijk bij Duurstede, met het opzetten van het maandschrift Sissa. Hij zal het 27 jaar volhouden. De maandbladen zijn gebundeld tot jaarboeken die je bijna allemaal op internet kunt lezen. Dat heb ik de afgelopen weken gedaan en na zo’n zevenduizend bladzijden is de kennis over de prehistorie van het Noord-Hollandse schaken flink uitgebreid.

In de eerste jaren van Sissa is J.G.H. K. uit Hoorn een van de hofleveranciers van ‘schaakproblema’s’, zoals het werk van probleemcomponisten toen werd genoemd. Hij is overigens niet de enige West-Fries. Ook A.A. D. (Medemblik), F. van der Stam (Enkhuizen) en J.W. van der Wulp (Medemblik) zijn actief, terwijl oplossingen komen van V.V.D. B. (Enkhuizen), M. (Medemblik), Qx. (Hoogwoud), R.P.N. V. (Hoogwoud) en de weduwe L.C. Vermande (Medemblik). Abonnees en lezers konden destijds kiezen of ze wilden worden vermeld met hun initialen of met hun volledige naam.

J.G.H. K. te Hoorn dus. Op bladzijde 323 van het jaarboek over 1860 staat zijn achternaam voor het eerst volledig geschreven: Karis. Elders op internet – bij de miljoenen historische krantenpagina’s van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag – ontdek ik een familiebericht in de Haarlemsche Courant van 29 mei 1849. Julien Guillaume Henri Karis (inderdaad, J.G.H.) is tweede luitenant-kwartiermeester en gaat op 25 mei van dat jaar in Hoorn in ondertrouw. Hij is in 1818 geboren in het huidige Ieper, gelegen in West-Vlaanderen. Toen behoorde de stad tot het in 1813 onafhankelijk geworden Soevereine Vorstendom der Verenigde Nederlanden.

Julien Karis is als militair actief in het garnizoen in Hoorn en heeft waarschijnlijk een jaar of vijftien in de Coenstad gewoond en is daarna verhuisd naar Amersfoort. In zijn Hoornse tijd zijn weinig schaaktoernooien. Alkmaar kent het schaakgenootschap Vriendschap en Oefening en Winkel heeft een schaakgezelschap rondom de familie Sloos. Die twee spelen per briefwisseling tegen elkaar, zoals de Alkmaarders dat ook doen tegen onder anderen Gouda en Wijk bij Duurstede. Het bedenken van probleemstellingen en eindspelen alsmede het oplossen ervan is populair en dat kun je gewoon thuis doen of in de garnizoenskantine.

Een van de leden van Vriendschap en Oefening is J.T. Boogaard die het door Johann Jakob Wilhelm Heinse geschreven ‘Anastasia und das Schachspiel’ heeft vertaald. Dat boek wordt in 1819 uitgegeven door de Alkmaarse drukker I.A. van Harencarspel. Daarin komt het ‘Mat van Anastasia’ voor: de samenwerking tussen dame (of loper), toren en paard om de vijandelijke koning aan de rand van het bord mat te zetten.

Op de tweede clubavond van dit seizoen speelde ik met zwart tegen Roy Kerkhoven. Na het lezen over Anastasia’s mat deze week herinner ik me opeens de stelling na 17. Pe7+ in die partij. Het ‘Mat van Anastasia’ is in aantocht. Mijn koning op g8 heeft alleen h8 als vluchtveld, waarop Roy een loper op h7 wil offeren om de h-lijn te openen. Een witte toren op de vijfde rij rondt de matcombinatie dan af, maar dat doorzie ik en het feest gaat niet door. Niet veel later is de stelling alsnog verloren en en misschien had ik Anastasia gewoon haar zin moeten geven. Wel blijkt weer dat tussen verleden en vandaag heel weinig verschil zit.