Caïssa–Eenhoorn – Groninger Combinatie

Dit verslag zou gaan over de Zeven Hoofdzonden.

Subtiel doch streng en met veel literaire verwijzingen zou ik beschrijven hoe in alle partijen van de wedstrijd De Eenhoorn tegen Groninger Combinatie III een leerzame ‘zonde’ begaan was. Zelfs de wedstrijdleider zou er van langs krijgen – hij zei vooraf de klokken gecontroleerd te hebben, maar op diverse borden ging het halverwege de partij toch mis toen bleek dat er niet overal extra tijd bij kwam.

De verleiding was groot: wie zou bij het zien van de openingsfase bij Daan Zult niet denken aan Acedia of gemakzucht?

Van Pelt - Zult

Daan speelde in deze stelling het slordige 9…Dc7?! waar de dame bepaald ongunstig bleek te staan. Aangewezen was in plaats daarvan het omzichtigere en, volgens de database, honderden malen gespeelde 9…Dc8!

Ook in de rest van de partij werd volop gezondigd.

Wit heeft tot nu toe goed gespeeld en kan hier beslissend uithalen met 28.De3! wat vooral heel vervelend a2-a4 dreigt. De computer geeft +3 aan. In plaats daarvan deed wit een terugzet.

28.Pd3? Dit geeft zwart de mogelijkheid de schade beperkt te houden. Zowel 28…Dd6 and als 28…Da3 waren taaier dan wat Daan speelde:

28…Dd2? Pas toen Daan had losgelaten zag hij wat dit toeliet:

29.Txf7! Wit staat nu gewonnen, maar verzuimde het in het vervolg beslissend af te maken. Zelfs in de stelling waarin op zet 46 tot remise werd besloten stond wit vermoedelijk nog beter, maar de witspeler zag het niet meer. Het zou niet het enige mazzeltje van de dag zijn voor de Eenhoorn.

En zo was bij iedere partij wel een hoofdzonde te bedenken – alle partijen, op eentje na: die van Martijn Monteban. Een kersverse vader die toch voor een KNSB partij in de Tweede Klasse komt opdagen is nu eenmaal alles vergeven.

In zijn partij tegen Fons van Hamond werden trouwens ook met afstand de minste grote zonden begaan, want de remise kwam min of meer regelmatig tot stand, misschien met uitzondering van het volgende moment:

Monteban-Van Hamond

De zwartspeler die, ondanks een gemiste kans op groot voordeel op zet 18, tot nu toe een prima partij gespeeld had, gaat hier lelijk de fout in:

35…Kd5? Laat een onvoorziene wending toe. Correct was 35..,Kf7 omdat zwart na 36.Pxh5 Pg6! voldoende tegenspel krijgt  voor remise.

36.Pxh5? Martijn keert grootmoedig de andere wang toe. Zo zijn ze, die jonge vaders! Hierna is de stelling niet te winnen, zeer sterk was echter 36.gxh5! waarna de vrije h-pion plotseling levensgevaarlijk is. Na deze gemiste kans werd op zet 50 de vrede getekend.

Dit verslag zou gaan over de Zeven Wereldwonderen.

Erudiet maar vlot en met veel kennis van de klassieke oudheid zou ik beschrijven hoe alle partijen vergeleken konden worden met een van de wereldwonderen uit de antieke wereld.

De verleiding was groot: neem de prachtige aanvalsstelling die Gilbert Vrancken had opgebouwd tegen Rudolf Potze, de diagonalen en lijnen klassiek opgezet als de tempel in Olympia met daarin als schitterend hoogtepunt het gigantisch beeld van de machtigste Zeus, alias de witte dame, ingeklemd tussen twee reusachtige Dorische zuilen:

Vrancken-Potze

De witte aanval is bij nadere inspectie dodelijk, maar net als de dapperste van alle strijders, de snelvoetige Achilles, heeft ook Vrancken één zwakke plek: niet zijn hiel, maar zijn hoofd. Hij piekert te veel. Denkt na over zijn denken, waar hij dan weer over gaat nadenken.

Zelf schrijft Vrancken in zijn analyse dat hij hier dacht: “OK, deze aanval is gewoon gerommel, want ik had het niet allemaal gezien van te voren en ik verlies een stuk.”

20.e5!! Zelfs in de analyse gelooft de toornige Vrancken nog niet in zijn eigen aanval. “Totale waanzin”, zo omschrijft hij hier zijn denkbeelden, die zich vooral richtten op de mogelijkheid Pxc6 (wat met een koning op h1 inderdaad niet erg verstandig is).

In feite is dit echter de beste zet, al was 20.Tg1!, pas dan gevolgd door e4-e5, ook goed.

20…fxe5 21.f6?? Zoals het Christendom in de 5de eeuw een einde maakte aan de verering van Zeus in Olympia, waarna diens legendarische beeld door een brand verloren ging, zo gaat hier wits aanval roemloos in vlammen op. Aangewezen was de fraaie stille zet 21.Pf3!! waarna de zwarte stelling in de praktijk onhoudbaar is, zoals de geïnteresseerde lezer zelf mag ontdekken.

21…gxh4 Hierna heeft wit inderdaad geen compensatie en kunnen de stukken in de doos, hetgeen drie zetten later inderdaad gebeurde.

En wie zou bij het zien van het dubbeltoreneindspel van Jerrel Thakoerdien niet moeten denken aan de Hangende Tuinen van Babylon, omringd door muren met torens die begroeid waren met planten en bloemen? Zelfs een link met Bagdad, zoals Babylon tegenwoordig heet, was te maken, want wat Laszlo Cako, die de hele partij beter had gestaan, zichzelf in het vijfde speeluur aandeed was niet minder dan een zelfmoordactie.

Cako-Thakoerdien

54.Txh6?? Van alle goede geesten verlaten. Bijna alle andere zetten zijn remise. Een gegons ging door de speelzaal, maar de arglistige Jerrel had was in zijn oren en speelde a tempo:

54…Txf2?? ‘n Pion, een pion, een pionnetje, een pionnetje dat danst in de wind! Avaritia, of hebzucht, is de tweede hoofdzonde. Na 54…Ta1+ 55.Kh2 Tcc1 kan wit opgeven, niet alleen omdat hij zijn toren op h6 verliest, maar omdat hij mat gaat na 56.g4 f4 57.g3 f3.

En zo was bij iedere partij wel een Wereldwonder te bedenken – alle partijen, op eentje na: Ron Deen had zijn partij niet opgestuurd en niemand wist en weet dus hoe zijn remise tegen Michiel Boekschoten tot stand gekomen is. ’t Schijnt allemaal min of meer correct geweest zijn, maar we betreden nu het domein van de mythen en sagen, en daar schiet niemand wat mee op.

Dit verslag zou gaan over de Zeven Deugden.

Luchtig maar nauwkeurig en met veel lof voor ons prachtige, praktisch ingestelde team zou ik de beschrijven hoe in alle partijen iets goed gedaan was.

Mijn eigen partij tegen Alef Boer was natuurlijk een lichtend voorbeeld van moed – of Fortitudo.

Boer-Moll

In deze voor mij licht onprettige stelling besloot ik tot de volgende typische maar altijd moeilijk uit te rekenen Tarrasch-opstoot:

18…d4!? 19.exd4 Pxd4 20.Pxd4 Lxg2 21.Kxg2 cxd4

22.Lxd4? Na lang nadenken besluit wit dat hij niet ziet wat zwart heeft, en eerlijk gezegd zag ik het hier zelf ook nog niet. Met het verrassende 22.La5! had zwarts spel echter min of meer weerlegd kunnen worden: na ruil van een stel torens kan wit op d4 nemen en zwart heeft daar onvoldoende compensatie voor.

22…Txc1 23.Txc1 Lb4! Na deze toverzet klopt opeens alles voor zwart – zonder geluk vaart niemand wel. 24.Lc3 wordt weerlegd door Dc6+ en Tc8 met stukwinst, en

24.Dc7 De4+ 25.f3 De8! bleek ook onspeelbaar voor wit, die deze klap niet meer te boven kwam en negen zetten later opgaf.

Ook Henk-Jan Visser zat goed in z’n deugden. Geloof (Fides) en gematigdheid (Temperantia) zijn bij hem nooit ver weg, maar zijn partij tegen Christofoor Baljon was vooral ook een toonbeeld van verstandigheid (Prudentia):

Visser-Baljon

16.a3! Het zijn vaak de kleine zetjes die het ‘m doen. Hierna heeft zwart eigenlijk al geen stelling meer. Wit gaat de waanzin van 16.Lxg7 Dxa2 uit de weg en de ‘verzwakking’ op de damevleugel kan wit er gemakkelijk bij hebben.

16…Le7 17.Lxg7 Een pion is een pion, en die ziet zwart niet meer terug, maar dat was nog geen reden om harikiri te plegen met

17…Tc8? 18.Lxh8 Lg5 19.f4 Dc7 20.Kb1 De ontnuchtering. Hier had zwart kunnen opgeven, in werkelijkheid speelde hij nog drie zetten door.

Zeven zonden, zeven wereldwonderen, zeven deugden…

Wat een onzin. In onze klasse zijn er acht borden, niet zeven. Zeven mannen, ja, dat wel. Hadden na vijf uur spelen 4 punten binnengesleept, zoals hierboven te lezen is. Maar de achtste partij, daar ging het nou net om. Arlette van Weersel, enige dame tussen zeven heren, was goed uit de opening gekomen en na de twintigste zet van wit stond het zo:

Hendriks-Van Weersel

20…Dd7? Er was weinig mis met 20…Lxd5 en zwart staat een pion voor. Nu volgt een curieuze slagreeks.

21.Pxe4 Lxd5 22.Pxf6 Lxc4 23.Pxd7 Lxe2 24.Pxf8 Lxf8

De kruitdampen zijn opgetrokken. Zwart staat nog altijd goed.

25.Lb2 Lg7? Dit laat binnendringen op de zevende rij toe. 25…Ld6 was de aangewezen zet, waarna zwart risicoloos op winst kan spelen. Nu was de stelling na 26.Td7 zeker niet beter meer. Sterker nog, de witte toren van d7 veroverde nog wat pionnen en wit kwam geleidelijk gewonnen te staan. Maar Arlette bleef doorvechten! Fast forward naar zet 46.

We hebben een ingewikkelde fase overgeslagen waarin wit de winst alweer vergooid heeft, want hier speelde zwart de remisemaker:

46…b3! De juiste zet, maar gespeeld met het verkeerde idee.

47.axb3 axb3?? Ach en wee. Na het fraaie 47…a3! kan wit niet winnen omdat zwart de diagonaal a1-h8 altijd kan bezetten, bijvoorbeeld 48.Lc3 a2 49.b4 Lf6 en er zit niets anders op dan met 50.Kb3 Lxc3 51.Kxa2 naar een remisestelling af te wikkelen. Maar nu was het na  48.Kxb3 huilen met de pet op.

En nog was Arlette niet moe gestreden. Het allesbeslissende moment moest nog komen.

Vanwege tijdnood van de zwartspeelster zijn de precieze zetten niet helemaal meer te reconstrueren, maar in deze stelling gebeurde het. Alles wint natuurlijk, maar in een vlaag van verstandsverbijstering besloot de witspeler zijn kroonpion op te geven.

1.Le7?? Kh6 2.f5 Kxh5 Met een remisestelling, zoals de Nalimov tablebase bevestigt. Met weinig tijd gaf Arlette dit niet meer uit handen en daarmee was het beslissende halfje binnen dat de matchoverwinning (4,5-3,5) veilig stelde.

Vanwaar die toch obsessie met het geval zeven? Acht is een veel mooier getal. Ronder ook. Een octaaf bestaat uit acht noten. De Eenhoorn heeft na deze wedstrijd zeven punten, dat is mooi. Maar De Wijker Toren heeft er acht.