Ook schakers hebben af en toe een sanitaire stop. Af en toe? Regelmatig is het in de toiletruimte naast de kantine van De Moriaan erg druk.
Iedere dag rijden we met z’n viertjes (Gerard Groot, Aad Laan, Roel Ridderikhoff en ik) naar Wijk aan Zee en het is ondertussen een vaste traditie geworden om bij binnenkomst in de sporthal meteen drie koppen koffie en één kop thee te bestellen. Als we wat vroeger dan de massa zijn, kunnen we aan de stamtafel zitten en meestal zijn er wel enkele stoelen vrij voor andere clubgenoten.
Tien minuten voor half twee staan we op en gaan op weg naar onze vaste omgeving. In de Zeedistelzaal (tien meter naast de wc’s), in de sporthal zelf – al of niet op het balkon – of in café De Zon. Kort voor de aanvang van de zevende ronde is het vlug doorspoelen van de koffie er niet bij, want vijftien man zijn op dezelfde gedachte gekomen. Dan maar wat later het toilet opzoeken.
Dat later wordt het begin van het middenspel. Ik ben niet tevreden over mijn stelling (met zwart een dubbelpion op de f-lijn) en onderweg naar het urinoir denk ik na over hoe verder te gaan. Mijn mede-groep 6C-deelnemers zitten op de bovenste verdieping van de sporthal, waar je een prachtig overzicht op de speelzaal hebt. Een nadeel is soms dat je met twee koppen koffie de trap op gaat en voor een dichte toegangsdeur staat.
Voor het bestellen moet je overigens wel over een vechtersmentaliteit beschikken. Rustig op jouw beurt wachten is niet handig. Er werken maar een paar medewerkers achter de bar die niet in de gaten hebben hoe de volgorde van aankomst is. Daar moet je zelf op letten en meteen een seintje geven als je aan de beurt bent. Als je dat niet doet, loop je het risico om tien minuten te wachten. Dure bedenktijd.
Onderaan de trap kom ik twee clubgenoten, Fred Avis en Roel, tegen. Roel heeft net als ik bij de krant gewerkt en allebei letten we op een goed gebruik van de Nederlandse taal. Er is ook een schaakovereenkomst: in De Moriaan hebben we alletwee met wit van de Fransman Bernard Lubrano gewonnen. We zaten zelfs op dezelfde stoel, zo vertelt Roel.
In zijn gesprekje met Fred vang ik het woord ‘geprangd’ op. Een prachtig woord, mooier dan ‘prangend’, en helaas niet zo vaak te horen of te lezen. Het betekent somber, teneergeslagen. Het betekent ook beklemd, in de klem zitten.
Terug achter het bord ben ik een paar uur bezig om de stelling overeind te houden. Mijn tegenstander doet heel veel goede zetten en toch komt er één kans om misschien wel remise uit het vuur te slepen. In tijdnood mis ik die en na zijn slotzet voel ik me dubbel geprangd. Promotie van de a-pion is niet te verhinderen. Ik sta klem en kijk somber en teneergeslagen naar de eindstelling.
