‘De perfecte partij bestaat niet’

Grootmeester of amateurschaker, beiden zullen ze het hebben meegemaakt. Denk je een wereldpartij te spelen, blijken er in de analyse toch betere zetten te zijn. Op de clubavond van Caïssa-Eenhoorn wordt daar in de nababbel bij de bar wel eens over gepraat, gisteravond bekende Artur Jussupow dat dat ook hem is overkomen.

Artur Jussupow is in de speelzaal van Caïssa-Eenhoorn begonnen aan zijn college over aanvallen.

Voor het derde seizoen op rij verzorgde de Duitse grootmeester een college voor leden van Caïssa-Eenhoorn, buurverenigingen en overige schaakliefhebbers. Het thema in de theaterzaal van De Kreek, met ruim veertig belangstellenden goed bezet, was ‘aanvallen’.

Artur Jussupow keek terug naar 1982, toen hij met zwart tegen Mark Tajmanov speelde. ,,Mark Jevgenjevitsj Tajmanov is vooral bekend van zijn 0-6 nederlaag tegen Bobby Fischer in de kandidatenmatch van 1971, maar daarmee doen we hem te kort. Hij is lange tijd een van de topspelers geweest en is ook kampioen van de Sovjet Unie geworden’’, uitte de ‘docent’ zijn waardering voor de anderhalf jaar geleden overleden schaker uit Sint Petersburg.

In 1982 heette die stad Leningrad en stond de stedenwedstrijd tegen Moskou, met Artur Jussupow, op het programma. ,,Ik was toen 22 jaar en mijn opponent een oudere schaker. Daarom dacht ik dat het het beste was om meteen aanvallend te spelen. Op het moment dat ik de partij won, beschouwde ik die als een van mijn beste partijen ooit. Veel later tijdens zorgvuldig analyseren bleek het allemaal toch minder goed te zijn. Ik ben te optimistisch geweest. Dat was vaak een probleem voor me: het opbouwen van een veelbelovende stelling lukte prima, maar ‘finishing the job’ was een ander verhaal.’’

We halen de partij erbij, zoals die gisteravond op de witte muur achter Artur Jussupow en met behulp van een beamer te zien was. Na 2. … b5: ,,Er is een opening, waarin Vasily Vasiljevitsj Smyslov hier met wit d5 speelde en heel snel verloor. Dat gebeurde in een wedstrijd tussen twee gelijkwaardige teams die een uitslag van 8½-½ kreeg. Tajmanov kende die partij ook en antwoordde met 3. Pf3.’’

Het wordt interessant bij de zestiende zet. ,,Tajmanov was een goede positionele speler. Er zijn schakers die alleen maar schuiven en op het oog veel onduidelijke zetten doen. Zij hebben heel veel geduld en slaan toe, als ze merken dat de tegenstander er moe van wordt. Ik hou niet van dat ‘shufflen’ en speelde daarom 16. … Ld8. De loper moet naar c7 en na … d5 heb ik een dubbele aanval op h2.’’

Even later volgt 18. … Kh8. ,,Dat idee had ik van Fischer. De bedoeling is om … Tg8 te spelen en de torens te verdubbelen op de g-lijn. Maar helemaal nieuw is dat plan niet, want Morphy heeft het ook al eens gespeeld.’’

Artur Jussupow doelde op de partij Bobby Fischer – Ulf Andersson, in 1970 kort na de Olympiade als demonstratiepartij gespeeld. Tijdens het eerste kampioenschap van de Verenigde Staten, in 1857 in New York, nam Paul Morphy het in de vierde ronde met zwart op tegen Louis Paulsen en won mede dankzij een dame-offer. De ideeën van beide Amerikanen, zeker die van Fischer, vertonen gelijkenis met het plan van aanpak van Artur Jussupow tegen Mark Tajmanov en daarom heb ik die twee partijen hierbij geplaatst.

Terug naar de strijd tussen de twee Russische toppers. Zwart heeft ondertussen met 20. … g5 de druk op de koningsvleugel verhoogd. Artur Jussupow: ,,Elke pionzet veroorzaakt een zwakte. De stukken moeten die compenseren. De stelling wordt geopend. Op 24. … g4 kan wit moeilijk reageren, maar ik was hier erg optimistisch.’’

Toch zijn de grootste problemen voor de inmiddels in tijdnood verkerende Mark Tajmanov die op de 31e zet een pion achter raakt. ,,Zwart wint een pion en heeft actieve stukken. Dus je hebt materieel voordeel en een betere positie en dan denk je: hoe kan wit dit overleven?’’

Een cruciaal moment ontstaat na 33. Pg3, om als blokkadestuk op de g-lijn te dienen. ,,Hierna had … f5 moeten komen en daarna … f4 en … f3. Een belangrijk principe bij de aanval is dat alles mee moet doen: stukken en pionnen. Bovendien is er geen compromis meer mogelijk, als je besluit aan te vallen. Dan moet je er ook voor gaan.’’

In de analyse vond Artur Jussupow nog een tweede ‘beetje mysterieuze’ oplossing: 33. … Ld3. ,,Het lijkt raar om een actieve loper te ruilen tegen een passieve loper, maar in deze stelling werkt het. Ik noem het ‘het ijshockeyprincipe’. In een ijshockeywedstrijd speel je met vijf tegen vijf, de keepers tellen we nooit mee. Als de veldverhouding door een penalty vijf tegen vier wordt, blijft het moeilijk om te scoren. De ploeg in ondertal gaat dan alleen maar verdedigen. Dus moet je verdedigers weghalen. Bij vier tegen drie nemen de kansen toe, bij twee tegen één nog meer. De loperruil is in dit geval een verdediger wegnemen.’’

Zwart vervolgt met 33. … La8. ,,Dit was niet eens zo’n slechte zet, de paardmanoeuvre daarna via e6 naar f4 wel. En ook 37. … Dh4 was niet goed. Na afloop was ik trots op deze partij. Alles zag er goed uit. Ik had enkele ideeën van Fischer en ook van Lev Psakhis gebruikt, ik had het gevoel dat ik mijn tegenstander had overspeeld.’’

Op de 38e zet mist Mark Tajmanov de kans op gelijkwaardigheid: Txd6. Zwarts plan met 38. … Ph3+ werkt niet, want: 39. gxh3 Txg3+ 40. hxg3 Dxg3+ 41. Tg2 Lxg2 42. Df2. Artur Jussupow. ,,Later, tijdens de analyse, was dit de eerste grote schok. Die 42e zet is de redding voor wit. Door deze partij heb ik wel wat geleerd over aanvallen. Deze stelling had ik kunnen voorkomen met 33. … f5. Ik heb die pion laten staan om een zekerheid in te bouwen. Bij een aanval moet het hele team meedoen. Als je één speler, in dit geval de f7-pion, vergeet, gaat het mis.’’

Die ingebouwde zekerheid is 40. … f6 om een schaak op te heffen, maar dan staat Artur Jussupow al gewonnen. Wit gaat niet verder met 38. Txd6, maar met Db3. Vier zetten later geeft Mark Tajmanov – twee zetten van mat verwijdend – op.

Na de pauze besprak Artur Jussupow nog drie partijen. Ook bij Efim Geller – Evgeny Svesjnikov (Tiblisi 1979, kampioenschap van de Sovjet Unie) deden alle stukken mee bij de beslissende en succesvolle aanval van de zwartspeler.

Interessant was zeker Artur Jussupow – Vasil Ivantsjoek (Riga 1995, Tal-herdenkingstoernooi), waarin wit in tijdnood verschillende keren de beste voortzetting miste. Bijvoorbeeld 24. Lc2 in plaats van het gespeelde Pf6+. En even later 26. Dh7+ Kf8 27. Tf3 in plaats van 26. Tg3. ,,Met die zet was ik zeker van eeuwig schaak door de kwaliteit te offeren. Voor het geval er iets mis zou gaan in de aanval. Maar dat is nooit de juiste gedachte, als je aanvalt. Er zat een verborgen coördinatie in de stelling, veld f7. De loper op b3 kijkt ernaar, de dame op h7 en de toren als die op f3 staat. Ook dat is belangrijk in de aanval: de verbindingen tussen verschillende stukken.’’

Tenslotte Michael Stean – Tigran Petrosjan (Skara 1980, eerste ronde Europees kampioenchap). De Engelse grootmeester leek de negende wereldkampioen te overspelen. Artur Jussupow: ,,Na 22 zetten staan alle witte stukken beter dan de zwarte, maar hoe ga je het initiatief verzilveren? Aanvallen is moeilijker dan verdedigen. Een goede verdediger ziet alles, plus één zet extra. Stean raakte verward door 23… Ld7. Wat was de bedoeling? Petrosjan wilde via loperruil er voor zorgen dat zijn opponent een verdediger minder zou hebben op de koningsvleugel. Stean speelde 24. b3, een slechte zet. Beter was Lh6 en werken aan een aanval op die flank. Misschien was hij geïmponeerd door de naam van zijn tegenstander. Je bent jong, net grootmeester, je speelt tegen een oud-wereldkampioen en opeens heb je een geweldige stelling. Daar moet je ook mee om kunnen gaan.’’

Aan het einde van het college was er gelegenheid om vragen te stellen en er volgde een interessant gesprek, toen Peter Poncin over de rol van de computer vroeg. De Duitse grootmeester: ,,Vroeger hadden we geen engines en moesten we alles zelf ontdekken. Dat heeft voordelen. Je kunt nu met één druk op de knop de beste zet vinden, maar leer je daarvan? Als je in een boek een analyse leest, lees je over hoe een idee of een plan tot stand komt. Wat zijn de achterliggende gedachten bij een bepaalde zet? We moeten zoeken naar een goede combinatie van het gebruik van de computer en het gebruiken van schaakboeken. De perfecte partij bestaat niet. Fouten vormen een deel van de partij.’’

Artur Jussupow test kort voor het begin van zijn college alle apparatuur.

Caïssa-Eenhoorn-voorzitter Co Buysman spreekt Artur Jussupow toe en vertelt hem dat hij twee aanvalspartijen van de grootmeester van precies veertig jaar geleden, tijdens het IBM-toernooi in Amsterdam, heeft nagespeeld.

Artur Jussupow in actie tijdens het IBM-toernooi van 1978 in Amsterdam.

IBM-directeur Kraak feliciteert in 1978 Artur Jussupow. De internationaal meester uit Moskou heeft het toernooi in de grootmeester B-groep gewonnen en zijn eerste grootmeesternorm behaald.

Aan belangstelling voor Artur Jussupow geen gebrek. De speelzaal van Caïssa-Eenhoorn loopt aardig vol.

De Duitse grootmeester Artur Jussupow aan het woord.

In de pauze is er gelegenheid om wat te vragen aan 'docent' Artur Jussupow, zoals Albert Noordhuis doet.

En ook Peter Poncin maakt een praatje met Artur Jussupow.

Aartswoud-talent David Verweij wil ook wat weten van de Duitse grootmeester.

Van dat vele praten voor een volle zaal krijg je dorst. Net als twee jaar geleden op dezelfde plek is er veel belangstelling voor het gastcollege van Artur Jussupow.