‘Krek wak wou’ is een Westfriese uitdrukking die ‘precies wat ik wilde’ betekent. Eén letter erbij en we zitten in de speelzaal van Caïssa-Eenhoorn: in De Kreek. Deze wekelijkse rubriek gaat over de dinsdagse clubavond, precies wat ik elke week wil.
Op weg naar De Kreek fiets ik als nummer 10 van de ranglijst richting de speelzaal. In de wetenschap dat de drie clubgenoten die vlak boven me staan (David Verweij op de zevende, Martijn de Wit op de achtste en Robbert van Dijkhuizen op de negende plaats) samen de prachtige leeftijd van 64 jaar hebben. En daarmee jonger dan mij zijn.
Het kan nog mooier. In de top zes staan drie spelers die samen 57 jaren tellen. Geheel in stijl van de nationale ontwikkeling timmeren de jongeren bij Caïssa-Eenhoorn flink aan de weg. Want er zijn er nog enkele die niet in de top tien staan, maar er wel aan komen. Dat doet denken aan de eerste helft van de jaren tachtig, toen Caïssa een sterke jeugdlichting opleidde. Wees gerust, we gaan niet weer een oude veestapel uit de sloot halen.
De clubavond gaat overigens van start met een ledenvergadering. Zo’n twintig vroege vogels zitten gegroepeerd voor de bestuurstafel. Op de agenda staan de vernieuwde statuten en de notulen van de jaarvergadering van 31 augustus. Beide worden goedgekeurd.
Er klinkt driemaal applaus. ,,Als het aan mij ligt, zijn we voor acht uur klaar’’, zei voorzitter Robbert van Dijkhuizen een week eerder, toen hij de vergadering aankondigde. Hij opent de bijeenkomst om half acht en vijf minuten later kunnen we de speelzaal in orde maken voor de clubcompetitie. De goedkeuringen gaan vergezeld van geklap en het feit dat de preses de vergadering snel kan afsluiten, krijgt ook een ovatie.
,,We beginnen straks aan de vijfde ronde en het wordt steeds drukker. Dat is alleen maar mooi’’, begroet Robbert rond de klok van acht 48 clubgenoten en heet speciaal Gerard Groot, terug in de speelzaal na een operatie, welkom. De resultaten van de drie bondsteams – die afgelopen zaterdag in De Kreek hun tweede wedstrijd in de KNSB-competitie hadden – worden besproken en met de goedgekeurde statuten in de hand brengt secretaris Ger Roos in herinnering dat de leden niet alleen een financiële verplichting (contributie) hebben, maar dat ze zich ook op andere terreinen kunnen/mogen/moeten inzetten voor de club. Dat houdt de levendigheid van een vereniging in stand.
Als oud-voorzitter speelde ik in de vierde ronde tegen mijn voorganger (Fred Avis) en in de vijfde zit mijn opvolger (Robbert van Dijkhuizen), met wit, aan de andere kant van het bord. Lange tijd is het grootste probleem voor ons de pen, met name als we het cijfer 8 in het notatieboekje schrijven. Er zijn zeven zetten, waarbij een stuk naar een veld op de achtste rij gaat en zowel bij Robbert als bij mij hapert dan steeds de pen. Die van mijn opponent spat zelfs een keer uit elkaar en moet buurman Rens van der Klei naar de grond om onderdelen op te rapen. Dat krijg je er van, als je zo aanvalslustig speelt.
De langste partij van de avond speelt zich af in de andere hoek van de zaal. Supervisor Rinus van de Krol ziet na de klok van elf uur de bui al hangen en chartert in de barruimte enkele clubgenoten om te gaan noteren. Eenmaal aangekomen bij de laatste vijf minuten hoeft een speler dat zelf niet te doen. Martijn de Wit en David Verweij zijn allebei die grens gepasseerd en wordt het schrijven overgenomen door Mark Coenradie. Gelukkig, want daardoor kan ik de hele partij in deze rubriek plaatsen.
Martijn wint in een spectaculair eindspel. Meteen na de laatste zet gaan de twee jongeren over tot het analiseren van belangrijke momenten. Niet veel later is het middernacht en dan gaan de deuren van De Kreek op slot. Fietsend naar huis wordt het analiseren voortgezet.