Hoorenaissance (32)

Het soms onnavolgbare denken van de mens duikt wel eens in het verleden. Menigeen vraagt zich af of hij of zij een vorig leven heeft gehad. Ik kan daar sinds deze week een positief antwoord op geven.

Zo’n tweehonderd jaar geleden ben ik voor de eerste keer geboren. Ons land herstelde zich van de Franse bezetting en was nog maar net een koninkrijk. Van die verandering heb ik weinig gemerkt, omdat ik toen in de wieg lag.

In het begin van de negentiende eeuw werd het schaken langzamerhand populair. Ook in Hoorn. Er bestond geen club – we praatten overigens liever over schaakgenootschap – en we speelden geen competitiewedstrijden in Zandvoort, Haarlem en Krommenie zoals we dit seizoen hebben gedaan. De trekschuit was te lang onderweg en een eigen paard kon mijn vader niet betalen.

Maar een krant kostte niet veel en het Algemeen Handelsblad las prettig. Het mooiste vond ik zelf de schaakrubriek, ‘Schaakspel’ geheten. De diagrammen trokken de aandacht en het oplossen van de schaakproblemen, die er iedere week in stonden, was een aangename bezigheid. Ik stuurde mijn oplossingen naar de redactie, maar net als nu behoorde ik toen ook niet tot de top. Slechts twee keer las ik mijn naam terug in de schaakrubriek: op 17 juli en op 14 augustus 1848: ‘C.B. te Hoorn’. Alle mensen waren in die tijd erg bescheiden en hoefden niet zo nodig met hun hele naam in de krant. Initialen, dat kon nog net.

Er waren ook schakers die problemen maakten, in de goede betekenis van het woord. Voor mij was dat een stap te ver. Van Wijgerden en Brunia leefden nog niet, zoveel theorie kende ik niet. Dat is anno 2013 heel anders. Met name dit seizoen kom ik vaker in leuke eindspelen terecht die om een studie vragen.

Zoals afgelopen dinsdag in de clubpartij tegen Ton Hageman. Engelse opening, degelijke stelling in het middenspel enigszins opgeblazen om een loper te winnen en dan een eindspel met vrijpionnen op de damevleugel, terwijl Ton vrijpionnen op de f- en g-lijn heeft. Met allebei een toren en ik nog steeds een loper extra. Twee minuten op de klok waren te weinig om voor de aanval te kiezen en na het geaccepteerde remise-aanbod vertelde ik Ton dat ik mijn toren en loper wilde geven voor zijn vrijpionnen. De volgende eindspelstudie had dan kunnen ontstaan: wit: Kc3, a4, b3; zwart: Kg2, Te4.

Overtuigd van de winst voor wit (er zal, zo dacht ik, altijd een pion promoveren) ben ik aan het puzzelen geslagen. Maar als zwart de beste zetten – en Ton is een sterke speler, dus hij zal ze wel zien – doet, blijkt er toch niet meer dan remise in te zitten. Ook in de moderne tijd haalt ‘C.B. te Hoorn’ de krant niet.

1 thought on “Hoorenaissance (32)

  1. Co, de eindspelstudie is interessant. Als wit aan zet is dan wordt het remise; b3 – b4 of a4 – a5. Maar als wit Kd3, Kc2, Kb2 of Kd2 speelt verliest wit in 23 zetten. Bron: Nalimov Endgame Tablebase.

    Groet,
    Aad Laan

Reacties zijn gesloten.