In herinnering Hans Schouwink: schaakliefhebber pur sang

hanss2Een mooie, ingetogen lach. Als Hans Schouwink iets grappigs had verteld, en altijd was dat echte humor, dan volgde er een kort gegrinnik met een glimlach. Die glimlach is nu een herinnering geworden. Hans is vrijdag, enkele maanden voor zijn 58e verjaardag, na een ziekbed overleden.

Hans is vele jaren een bijzondere schaker, een bijzondere clubgenoot geweest. Na iedere partij vond hij het wel aardig om nog even te analyseren, maar ook niet meer dan dat. Je kon winnen, gelijkspelen en verliezen en het resultaat maakte hem eigenlijk niet zo veel uit. Schaken vond hij leuk, Caïssa – en later Caïssa-Eenhoorn – vond hij een leuke club.

En toch is hij een kleine dertig jaar een steunpilaar geweest. Op 7 oktober 1986, in de zesde ronde, maakt hij zijn debuut als clubschaker van Caïssa. Met zwart neemt Hans het op tegen Wim Prins die al veel langer achter het bord zit en ondertussen veel ervaring heeft opgebouwd. Hans verliest. Een week later verliest hij ook van Nel van Heerden, daarna van Piet Beets, van Ben Kalb, van Frans Bos. Het wordt een lang rijtje, want er komen nog tien partijnederlagen bij. En dan kondigt langzaam de lente zich aan. In de 24e ronde zit hij weer tegenover Wim Prins en nu dwingt Hans zijn geroutineerde opponent remise af. Twee weken later, op 3 maart 1987, verslaat hij Henk de Bruijn die zich net als nieuw lid heeft aangemeld. Caïssa’s clubkampioen van dat seizoen: jeugdspeler Dimitri Reinderman.

Waar menig schaker er de brui aan geeft na vijftien nullen, gaat Hans onverdroten voort. Hij krijgt aardigheid in het schaken en het gaat hem goed af. Het jaar erop al behaalt hij tien overwinningen. Maar belangrijker is dat hij zich thuisvoelt in Het Kontaktcentrum, Caïssa’s speelzaal aan de Loniusstraat. Hans doet mee met het clubkampioenschap snelschaken, met het open Hoorns kampioenschap en hij debuteert als bondsspeler. Een aardig detail: op 10 december 1996 maakt hij deel uit van Caïssa 5 dat een thuiswedstrijd heeft tegen Purmerend 8 en Hans’ tegenstander is Rob Schoorl die afgelopen seizoen een geweldig debuut heeft gemaakt in de meesterklasse, de eredivisie voor schakers.

Er volgen veel seizoenen, waarin Hans nauwelijks een clubavond mist. Als hij er een keer niet is, dan komt dat vaak omdat hij een bondswedstrijd heeft. En wat krijg je als je langzaam tot de inventaris van de sportvereniging gaat behoren: ze vragen je voor klussen. Eind jaren negentig, als Caïssa is verhuisd naar De Huesmolen, blijft Hans zijn ritjes maken naar wijkcentrum Kersenboogerd, de vorige speellocatie. De jeugd is daar gebleven en Hans zit in de ploeg die de grote jeugdafdeling traint en begeleidt. En passant doet hij ook het een en ander voor het clubblad. Met Aad Laan vormt hij het redactieteam, waarbij Hans als klus krijgt om de ‘digitalisering van het clubblad’, zoals dat in het clubblad van augustus 1998 wordt beschreven, voor te bereiden. Teksten kunnen dan voortaan via het internet naar de drukker worden gestuurd.

De jaren negentig zijn de ‘Gouden Eeuw’ voor Hans. Hij verdiept zich wat meer in het schaakspel en wil meer van de finesses weten. Hans en schrijver dezes krijgen in het begin van het decennium privéles van Peter Doggers. Peter is clubkampioen van Caïssa geworden en analyseert op vele donderdagmiddagen onze partijen, naast het uitleggen van de behandeling van bepaalde openingen, middenspeltactiek en eindspeltechniek. Hans heeft in een van zijn – mooie – partijen een paard-of loperoffer geplaatst, maar zijn tegenstander (die onder grote druk staat) kan ontsnappen en wint. Peter heeft de partij bestudeerd en toont een week later aan dat Hans met een grootmeesterachtige aanpak een mataanval had kunnen realiseren door nog een licht stuk te offeren. In de verte had Hans zoiets wel in gedachten, maar twee stukken offeren leek hem wat te veel van het goede.

Toch hebben de bijlessen effect, want in het seizoen 1994-1995 behaalt hij in de clubcompetitie zijn hoogste klassering ooit. Vijftiende, tussen Willem Meyles en Arend Stapel, in een gezelschap van 65 deelnemers. Twee jaar later wordt hij 21e, maar de echte doorbraak blijft uit. Een opleving is er nog wel in het eerste jaar van Caïssa-Eenhoorn (2012-2013), wanneer Hans – rating 1370 – als invaller in het zesde in drie partijen een TPR van 1907 haalt en als basisspeler van het zevende in zeven ronden tweemaal wint, vier keer remise laat aantekenen en één partij verliest. Bijna alle tegenstanders hebben een rating die tweehonderd of meer punten hoger ligt.

Maar achter die cijfers gaat toch vooral een schaakliefhebber pur sang schuil. In de zomer van 1995 komt clubgenoot Gerard van de Cuylenborg op het idee om in de binnenstad van Hoorn een mini-competitie voor vier man te organiseren. Hans haakt meteen aan, ik ook en Herman Muller wordt de vierde deelnemer. Gerard noemt zijn initiatief de Lasker-vierkamp, naar zijn grote voorbeeld, en we spelen tussen 27 juni en 1 augustus zes partijen. Elk met wit en met zwart tegen de andere drie.

Hans wint de eerste editie (er worden er vier gespeeld; hij wordt ook eerste in de tweede vierkamp) , maar in café Jan Pieterszoon Coen geniet hij vooral van de sfeer. Schaken op een tafeltje met een ouderwets, nostalgisch tafelkleed, lichte muziek op de achtergrond, een kopje aparte koffie naast het bord. Van elke vierkamp maakt Gerard een toernooiboekje en een keer schrijft hij in zijn voorwoord: ,,Ooit vroeg een journalist aan Lasker: ‘Hoe lang speelt u al schaak’? Waarop Lasker antwoordde: ‘Spelen?!? Schaken is een kunst’.’’ Op bescheiden niveau is Hans Schouwink in zijn honderden partijen bij Caïssa altijd een kunstenaar geweest.