Schaken in coronatijd

Nederland is in de ban van een virus. Helaas niet het schaakvirus, want in dat geval zou de toekomst van ons land er heel rooskleurig hebben uitgezien.

De laatste maanden van het bijna afgelopen seizoen hadden we op de clubavonden een laat en plezierig intermezzo. Een van onze clubgenoten is specialist in letterstellen, een nieuw werkwoord en uit te spreken als letters-tellen en niet letter-stellen. Kom in zijn nabijheid met een lang woord en hij zegt binnen een seconde hoeveel letters dat woord telt. Dat mogen ook ter plekke bedachte woorden zijn. We zijn al drie maanden afwezig in De Kreek, maar afgelopen dinsdag zou ik ‘coronapatiëntverpleegster’ hebben genoemd en dan zou hij – zelfs na middernacht – direct ‘25’ hebben geantwoord, terwijl ik daar nog minstens een halve minuut over zou moeten hebben nadenken. Dat soort gezelligheid mis je, nu je niet meer kunt schaken.

Het schaken in coronatijd is voor mij niet het vluggeren op de computer, maar vooral het lezen over schaken geworden. Gelukkig heb ik een flink aantal leesschaakboeken naast alle boeken over theorie, strategie, tactiek, enzovoorts en zo heb ik onlangs een aardige ontdekking gedaan. De historie van het Hoornse schaken bestaat uit een aantal aspecten en een ervan is schrijven over schaken. Welke clubgenoten doen dat, hebben dat gedaan en zijn er andere Hoornse inwoners die over schaken hebben geschreven?

Vooropgesteld, het ‘onderzoek’ loopt nog, maar toch een lijstje met verschillende namen dat ongetwijfeld niet compleet is. Van heel lang geleden, ten tijde van de oprichting van Caïssa, heb ik Evert Jan van den Berg en Piet Velzeboer en van veel later Peter Doggers, Dimitri Reinderman, Jan Haijer, Dirk Beemster en Roel Ridderikhoff.

Twee namen bewaar ik voor deze alinea: Arne Moll en Rob van Vuure. Arne is in 2008 lid geworden van De Eenhoorn en de in Hoorn wonende Rob is de dinsdagse columnist bij het Noordhollands Dagblad. Aan te bevelen om te lezen. De schaaksport heeft prachtige verhalen opgeleverd en een deel is opgenomen in Matten, het schaaktijdschrift dat in 2013 ophield te bestaan. Rob van Vuure vormde met Dirk Jan ten Geuzendam en Allard Hoogland de redactie en niet geheel toevallig was het boekvormige tijdschrift een uitgave van New in Chess uit Alkmaar.

Van de hand van Rob zijn diverse hoofdstukken, maar niet in het laatste deel, waarin weer wel een verhaal van Arne staat: ‘Voer voor psychologen: over de waardering van J.H. Donner’. Dat begint op pagina 64 (!) en eindigt op pagina 70. In het zeer lezenswaardige verhaal – maar dat zijn vrijwel alle Matten-verhalen – schrijft onze clubgenoot onder meer over het boek ‘De koning’, een bloemlezing uit de meer dan duizend stukken en stukjes die Donner sinds 1950 over schaken heeft geschreven. ,,Er zit niet veel anders op dan ‘De koning’ te herlezen en te herlezen, zelfs al geeft deze bloemlezing niet altijd een getrouw beeld van Donner de schrijver of Donner de filosoof. Het blijft het beste schaakboek dat ooit in de Nederlandse taal verschenen is.’’

Uit de inhoudsopgave van Matten 12.

Ik heb het één keer herlezen (sorry Arne), na alle delen van Matten. Maar in een van de komende jaren zal ik ‘De koning’ vast wel nog een keer herlezen. De afgelopen weken had ik het boek deels met een schaakhistorisch Hoorns oog in de hand. Een voorbeeld. Het hoofdstuk ‘Verjaardagscadeau’ gaat over een probleemstelling van Jac. Haring, aan Donner opgedragen ter ere van zijn vijftigste verjaardag. En we weten allemaal dat Haring in Hoorn is geboren en als jochie van 12 jaar bij Caïssa schaakte. ‘De profeet van Muggensturm’ gaat over Emil Josef Diemer die het Blackmar-gambiet – 1. d4 d5 2. e4 dxe4; vernoemd naar de negentiende-eeuwse jurist Armand Blackmar uit New Orleans – ontdekte. Zijn boek ‘Vom ersten Zug an auf Matt’ wordt genoemd, waarna Donner de partij De Boer (Wormerveer) – Van der Lijn (Zaandam) beschrijft. Jammer dat hij niet de partij van Henk van Rietbergen, jarenlang competitieleider van Caïssa, tegen mr. Jan van Eybergen op pagina 92 meldt. Deze twee voorbeelden waren mij de eerste keer niet opgevallen. Herlezen levert dus nieuwe ontdekkingen op en wie weet wat ik nog meer over het hoofd heb gezien.

Tenslotte nog een kleine anekdote. Er is een tijd geweest dat ik weinig wist van schaken en schaakboeken. Toen ik nog geen clubschaker was, bladerde ik eens door een schaakboek en las boven een partijnotatie:

Timman – Sosonko
Frans

,,Raar’’, dacht ik. ,,Waarom staat bij Timman wel een voornaam en bij Sosonko niet?’’