Rokade een historische schaakterm

Als er een schaakterm is die historie uitstraalt, dan is dat wel rokade. De deelnemers aan de online startcursus van Caïssa-Eenhoorn maken er in de vierde les kennis mee.

Mag zwart rokeren?

Schaken is een van de oudste sporten ter wereld. De oervorm is enkele duizenden jaren geleden gespeeld. Via India, Perzië en de Arabische wereld is schaken in Zuid-Europa beland, maar bijzonder is dat tijdens die tocht het schaakspel de rokaderegel nog niet had. Die is pas aan het einde van de Middeleeuwen bedacht.

Rokade komt van het Italiaanse ‘rocca’ en betekent vesting. De Italianen hebben het woord op hun beurt overgenomen van de Perzen, die het ‘rukh’ noemden. Docente Robin Duson legt op deze woensdagavond uit dat in de schaakopening (het begin van een partij) een koning niet veilig staat en eigenlijk van alle kanten kan worden aangevallen. Door te rokeren bouw je een vesting om het belangrijkste schaakstuk. In de hoek wordt de veiligheid vergroot, met pionnen voor de koning en de toren ernaast. ,,Rokeren is een speciale zet’’, zegt ze, ,,en vormt een uitzondering op hoe de stukken mogen bewegen. Normaal mag de koning één veld een kant op en met de rokade gaat de koning altijd twee velden opzij. Een toren mag niet over stukken springen, maar bij de rokade mag dat wel.’’ Vervolgens laat ze zien dat bij de korte rokade er twee velden tussen koning en toren staan en bij de lange rokade drie.

Maar daarmee zijn de cursisten er nog niet. Want een speler mag niet altijd rokeren. Bijvoorbeeld als je met de koning of de toren al een zet hebt gedaan. Een koning die schaak staat, mag eveneens niet voor de rokade worden gebruikt en je mag jezelf niet schaak zetten door een rokade. Als een stuk van de tegenstander ‘kijkt’ naar de velden tussen koning en toren, is rokeren ook verboden.

Langzamerhand leren de deelnemers alle regels van het schaakspel. Om een partij te spelen is het belangrijk om de waarde van de stukken te kennen en het laatste deel van de vierde les gaat daar over. De dame is negen punten waard, de toren vijf, de loper en het paard drie en een pion is goed voor één punt. Robin laat zien wat een eerlijke ruil is (witte loper slaat zwart paard dat door een witte pion wordt geslagen) en wat een voordelige ruil (paard slaat toren en wordt geslagen).

Voorbeeld van een voordelige ruil. Paard slaat dame (levert negen punten op) en wordt geslagen door de loper (drie punten kwijt). Het voordelige saldo bedraagt zes punten.

Het begin van de vierde les was een herhalingsoefening over schaakmat zetten. Robin: ,,De puntenwaardering geeft een indicatie wat je in een bepaalde stelling kunt doen. Maar als je schaakmat staat, tellen de punten niet. Uiteindelijk gaat het erom de partij te winnen.’’

Schaakmat zetten. De toren op b7 is de bewaker die de velden g7 en h7 bewaakt, waardoor de koning daar niet naar toe kan. De toren op a6 is de jager die de 'prooi' binnenhaalt door op a8 schaakmat te geven.

Robin Duson: ,,Als je schaakmat staat, tellen de punten niet.''