Het veroveren van het clubkampioenschap is al heel lang inzet van de dinsdagavondse partijen. Dat geldt overigens voor een klein aantal spelers; de meeste komen voor het schaken zelf en houden zich niet bezig met de strijd om de eerste plaats. Maar de toppers kijken wel naar het klassement en opvallend is dat in ruim veertig seizoenen slechts drie man de dubbele cijfers hebben gehaald met een winnende beginserie. Zoals Peter Doggers in de competitie 1992-1993.
In het najaar van 1980 begon Caïssa, op voorstel van Johan de Lange, met het uitgeven van een clubblad. Van de clubcompetitie 1980-1981 tot en met de huidige heb ik net geen honderd procent van alle uitslagen. De ontbrekenden zijn de afgebroken partijen, waarvan de afloop niet bekend is, en enkele ronden die het clubblad niet hebben gehaald.
Met een winnende beginserie bedoel ik het aantal winstpartijen vanaf de eerste ronde. Vaak is die niet lang geweest; na vier of vijf dinsdagen was er geen deelnemer meer met een score van honderd procent. Bizar is bijvoorbeeld het seizoen 1981-1982. Liefst 92 schaakliefhebbers speelden toen een of meer partijen, al begon de competitie met 72 man. Maar na slechts drie ronden was er niemand met drie zeges. Kees Degeling en Kees Ooms verloren van respectievelijk Joop Bührs en Jan van Kalken en raakten als laatsten hun ‘onaantastbare’ status kwijt. Nog een aardig detail: gedurende dat seizoen debuteerden twintig spelers in de clubcompetitie of maakten hun rentree. Het rijtje: 2e ronde: Bert Rossenaar; 4e ronde: S. van Eerten en Daan Tuinman; 7e ronde: Peter van den Broek (rentree); 8e ronde: Hielco van der Zee (rentree); 10e ronde: Ton Pieterse (rentree) en Van de Weerd; 11e ronde: Fred Avis (rentree); 13e ronde: De Jong; 15e ronde: D. op ’t Eijnde (rentree), Len Hinfelaar en R. Tros; 18e ronde: Edwin de Boer en Michel Nierop; 20e ronde: P. Bierman en Jan Snijder; 21e ronde: Van der Klis en Smit; 22e ronde: Ronald van Gent en Jos de Wit.
Peter Doggers, speler van HSV De Eenhoorn, maakt op 1 oktober 1991 – kort voor zijn zestiende verjaardag – zijn debuut in de clubcompetitie van Caïssa. Hij viert dat met een overwinning op Jan Burgers. Met hele en halve successen tegen Jaap Schenk, Hans Schouwink, Kees Degeling (remise), Henk van Rietbergen, Ger Roos (remise), Cees de Boorder (remise), Dirk Lont, Jan Haijer en Willem Meyles werkt hij zich omhoog en bereikt na de veertiende ronde voor het eerst de top tien. Het is aan zijn opponenten te zien; ze worden steeds sterker.
De partij Jan Haijer – Peter Doggers, gespeeld op 3 december 1991, zit in mijn archief. Jan mag tot de toppers van Caïssa worden gerekend en heeft vermoedelijk gedacht met al zijn ervaring de jonge zwartspeler op te rollen. Hij verliest na een aanvallend begin echter enkele tempi en dat kost hem een pion. Met een kwaliteitsoffer krijgt Jan die terug, maar hij staat na 23 zetten verloren. Peter vereenvoudigt de stelling, moet nog even opletten voor een matdreiging en speelt de partij rustig uit naar winst.
Het is niet altijd rozengeur en maneschijn en in de zestiende en zeventiende ronde delft Peter het onderspit tegen achtereenvolgens Aart Kögeler en Fred Avis. Met veertien overwinningen en vier remises pakt hij de vijfde plaats in de eindstand en ziet menig speler van Caïssa (Gerard van de Cuylenborg) het talent in hem.
En zo komen we bij het seizoen 1992-1993, voor Caïssa het laatste met Het Kontaktcentrum – aan de Loniusstraat – als speelzaal. In de eerste ronde, op 1 september, treft Peter met wit Bas van den Berg. Bas heeft zijn zevende jaar bij Caïssa afgesloten met de zesde plaats, zijn beste klassering ooit, en onderstreept zijn gestegen niveau. Tegen zijn stadgenoot is hij echter kansloos. Peter verhindert de rokade, waardoor de toren op h8 de hele partij niet meedoet. Hij verdubbelt zijn torens op de open d-lijn om ze naar de zevende rij te transporteren. Ondertussen heeft wit een pion gewonnen en komt er een tweede bij. Met een keurig eindspel wordt de eerste winst binnengehaald.
Een week later wacht Leni Poeze. Leni is halverwege de jaren zeventig bij Caïssa gekomen en voor menig topspeler van de club een angstgegner. Dat heeft vooral met haar speelstijl te maken. Gemiddeld heeft ze per seizoen twee, drie remises. Leni kiest voor de aanval en soms gaat het, ook tegen een minder sterke opponent, wel eens mis. Een eindklassering in de top tien zit er niet in, maar ze is wel acht keer bij de beste twintig geëindigd. Peter trekt ook meteen ten aanval en dat levert een spectaculaire openingsfase op. Als de kruitdampen zijn opgetrokken, heeft hij – met zwart – twee pionnen meer. Er is wel wat ontwikkelingsachterstand. Na 22. … Tac8 doen alle stukken mee en komt er een fraaie slotaanval aan. Leni speelt enkele onverwachte zetten, maar kan zich daarmee niet redden. Ze verliest in een afruil een stuk en erger… de matzet is in aantocht.
Zes spelers hebben na twee dinsdagavonden de maximale score en zij zitten in de derde ronde tegenover elkaar: Wilko van der Gracht – Peter Doggers, Erik Romkes – Gerrit van der Hoff en Wim Helling – Jan Kuin. Wilko is bij Caïssa aarzelend begonnen (52e in het seizoen 1980-1981), maar is op 15 september 1992 de drievoudig clubkampioen die tegenover Peter plaatsneemt. Hij zal in de jaren negentig de succesvolste speler van de vereniging zijn en in totaal zeven clubtitels veroveren. Wat niemand dan nog weet is dat Wilko tegen zijn opvolger schaakt. Peter, weer met zwart, trekt het initiatief naar zich toe en laat zijn paarden dartel springen. Het levert hem een betere stelling op. Zo staan in de eindstelling alle witte stukken op de eerste rij. Met 23. … b5 lijkt een pionaanval op het paard op c3 in aantocht en wit neemt daar een voorschot op: 24. Pd1. Maar met de slotzet … Dxa2 valt zijn opponent een ingesloten toren op b1 aan die daardoor niet verdedigd kan worden.
Erik Romkes en – verrassend – Jan Kuin zegevieren ook en Erik is de vierde speler die het tegen Peter opneemt. Hij heeft begin 1992 in zijn debuutpartij bij Caïssa Dirk Lont (de clubkampioen van 1989) verslagen en zal in de rest van de competitie slechts eenmaal verliezen. Peter, met wit, geeft een pion voor vroege aanvalskansen en dat levert snel succes op. De zwarte koning is door stukruil op f7 gekomen en zoekt op de dertiende (!) zet na een paardschaak het verkeerde veld op. Dat paard vormt met een actieve dame een levensgevaarlijke combinatie. Peter wint een stuk en verzekert zich met zijn slotzet van nog meer materiaalwinst.
Ondertussen speelt Peter wekelijks een topper. Dirk Lont is de derde nummer 2 van de ranglijst die op de koploper stuit. De penningmeester is al vaak in de top tien geëindigd en een gewaardeerde kracht in het sterkste NHSB-team van Caïssa, hoewel hij dit seizoen de bondscompetitie aan zich voorbij laat gaan. Met zwart wil hij zich wapenen tegen een aanval op de koningsvleugel. Na dameruil kan Peter door zijn verdubbelde torens de f7-pion veroveren en al snel belanden de twee in een eindspel met toren plus paard. Dirk wint de pion terug, maar zijn stukken kunnen iets minder goed samenwerken. Een giftige pion op a4 breekt hem op; hij mist een schaakvork die torenverlies betekent.
Wim Helling is de stuntman van de eerste maand. Eind jaren vijftig is hij in groep 3 begonnen en nadat het groepensysteem was ingeruild voor de keizercompetitie, verbleef hij vaak in de middenmoot met de negentiende stek in 1975 als uitschieter. Mooie resultaten tegen Hans Schouwink, Rob Thijssing, Gerrit van der Hoff (driemaal winst) en Jan Haijer (remise) hebben hem op de zesde plaats gezet, als hij met wit tegen Peter speelt. Wim neemt niet het initiatief tot dameruil en als zijn opponent dat wel doet (14. … Dxb2 15. Pxb2), ontstaat er een zwakte op de damevleugel. Beetje bij beetje versterkt Peter zijn stelling, maar de beslissing valt op de andere flank. Wit wil het doorschuiven van de zwarte f-pion verhinderen en geeft pardoes zijn eigen f-pion weg. Na veel geruil komen de zwakke plekken in Wims stelling dan toch in beeld. Hij verliest een tweede pion en de derde staat op vallen. Er is geen serieus tegenspel meer mogelijk.
Op 13 oktober is Willem Meyles de nieuwe naaste concurrent. De oud-speler van Schaaklust is na zijn verhuizing naar Hoorn eerst bij De Gedekte Dame terecht gekomen en vervolgens bij HSV De Eenhoorn. Schaken op vrijdagavond blijkt echter een slechte combinatie voor hem te zijn en op 11 september 1990 is hij een van de tien (jazeker!) nieuwkomers bij Caïssa. Zijn nieuwe clubgenoten moeten in die eerste seizoenen zijn kracht nog ontdekken, maar Willem wordt gaandeweg een trouwe klant in de top tien en verovert in 2005 zelfs de titel.
Vier dagen na de zeventiende verjaardag van Peter is het nog niet zo ver. Ook Willem verliest van de ranglijstaanvoerder en zal gaandeweg de competitie uit de top tien zakken. Kort na zijn korte rokade kiest de witspeler voor de lange versie en heeft meteen een actieve toren op de half open d-lijn. Peter profiteert van een toren in de penning en kan de beide centrumpionnen veroveren. Daarna krijgt zwart geen kans om terug in de partij te komen.
Opnieuw verliest een speler door de nederlaag tegen Peter zijn ongeslagen status en dat gebeurt ook in de achtste ronde. Dienie van den Berg is de clubcompetitie begonnen met een remise tegen Ger Roos en heeft haar volgende vijf partijen gewonnen. Met achtereenvolgens een tweede en drie derde plaatsen is ze een van de favorieten voor de titel, maar zal pas in 1995 het eerste kampioenschap naar zich toe halen. Dienie (wit) heeft in het algemeen klassement een kleine achterstand op Peter en trekt in de topper op de damevleugel ten aanval. Zwart zet zijn stukken evenwel goed neer en dat leidt na zo’n twintig zetten tot een paardoffer op h3, waarmee meteen het bord in vuur en vlam staat. Aan een spectaculaire, grote afruil houdt Peter pionwinst over en daar komt snel een tweede bij. Een winnend eindspel is bereikt.
Ger Roos is met dezelfde score als Dienie (vijfmaal winst, één remise) na acht ronden naar de tweede plaats geklommen en treft op 27 oktober Peter. Hij is beginjaren zestig jeugdlid van Caïssa geworden, heeft door studie een aantal seizoenen niet gespeeld en is in het najaar van 1992 een man in vorm. In de vorige clubcompetitie evenaarde hij zijn beste prestatie ooit: vierde. Als Peter, met wit, zijn a-pion laat opstomen naar de zesde rij, dringt Ger met 13. … f5 op de andere vleugel aan. De koploper zet spoedig daar een tegenoffensief in. Hij geeft een paard voor twee pionnen en na twintig zetten wordt de zwarte koning op g8 niet meer beschermd door pionnen. Na een stevige afruil staat het zware materiaal nog op het bord en moet Gers extra paard opboksen tegen vier pionnen. Dat is een ongelijke strijd, maar zwart mist een kans op eeuwig schaak. Dat kan hij met een torenoffer niet repareren. Peter wikkelt af naar een toreneindspel met drie pionnen meer.
Een week later evenaart Peter een clubrecord. In het seizoen 1986-1987 wint Dimitri Reinderman zijn eerste tien partijen, van – in volgorde – Niek Narings, Wilko van der Gracht, Gerrit van der Hoff, Aart Kögeler, Olaf Zevenboom, Peter van den Broek, Henk Sanou, Marco Schouten, Leni van den Berg en Arnold van der Wolff. Eind 1992 is de Hoornse schaker op weg naar de status van internationaal meester, als zijn stadgenoot dezelfde prestatie levert. Het is overigens Piet Ootes die Dimitri een halt toeroept.
Tegen Arend Stapel stelt Peter zijn tiende triomf op rij veilig. Arend behoort in zijn zestiende seizoen bij Caïssa tot de spelers die vaak in de bovenste regionen eindigen en heeft de vierde plaats in 1991 als topklassering. Na een voorzichtige openingsfase zitten de koningsvleugel en het centrum op slot en probeert Peter met 12. … f5 ruimte te scheppen voor een aanval op de andere flank. Die ruimte – na een enerverende afruil – komt er, maar ook voor zijn opponent. Wit heeft een goed plan voor een volgende grootscheepse afruil die gelijk spel zal opleveren, maar de uitvoering klopt niet. Hij slaat de pion op h7 met de dame in plaats van met de loper. De volgorde kost hem materiaal, omdat er twee stukken in staan. Uiteindelijk blijft er voor Peter een loper over die twee pionnen kan winnen, waardoor Arend drie isolani’s overhoudt. Zo ver laat de witspeler het niet komen.
Op 10 november schrijft Peter geschiedenis met de langste beginnende winstserie in de 70-jarige historie van Caïssa. Fred Avis is het slachtoffer. Fred, net als Ger Roos oud-jeugdspeler, is de coming man en verbetert zich elk seizoen een beetje, leidend naar de achtste plaats in de competitie 1991-1992. Met de Trompowsky-aanval (toen al!) probeert hij de ranglijstaanvoerder uit zijn tent te lokken, maar Peter is goed op de hoogte en kan stellingen prima lezen. Dame en paard werken samen om pionwinst te bereiken. Het offensieve spel van wit zorgt er voor dat hij die pion op de 24e zet terugkrijgt. Peters antwoord is krachtig: … b4, waarmee het paard op c3 wordt belaagd. De sprong naar b5 is de verkeerde, e4 biedt een betere bescherming van de stelling. Zwart geeft vervolgens met een doorschuivende c-pion schaak en die pion haalt de tweede rij; met het paard op e4 had dat niet gekund. Twee dames op het bord vieren de recordoverwinning van Peter mee.
Aan al het moois komt een einde, zo ook aan de unieke reeks. Bas Hardewijn begint aan zijn partij in de twaalfde ronde als de verrassende nummer 5 van de ranglijst. Hij is in het seizoen 1972-1973 als 46-jarige schaakliefhebber lid geworden van Caïssa en bezoekt veel dinsdagavonden. Bas eindigt regelmatig tussen de dertigste en veertigste plaats. In de aanloop naar de strijd tegen Peter heeft hij na twee nullen zesmaal op rij maximaal gescoord en door een knappe en onverwachte zege op Willem Meyles neemt hij een stevige klassering tussen de toppers in. Peter rokeert lang en zijn opponent doet wat later hetzelfde, hoewel hij zijn b-pion mist. Wit kan daar met een paardoffer van profiteren (23. Pd5+) en doet dat niet. Het stelt Bas in staat om het initiatief over te nemen en twee pionnen te veroveren. Wel heeft hij een zwakke pion op d3. Die sneuvelt ook, waarna de zwartspeler niet het plan kan vinden om door te drukken. De partij wordt na 45 zetten afgebroken. Met de afgegeven zet Th2 is de zwarte pion op h5 niet te redden en zonder verder te spelen komen beiden remise overeen.
In de vijftiende ronde verliest Peter van Aad Laan, maar hij heeft inmiddels een flinke voorsprong opgebouwd dat zijn koppositie niet in gevaar komt. Op 9 maart verslaat Bas van den Berg het 17-jarige talent. Uiteindelijk wordt hij een imponerende kampioen. Peter mist geen enkele clubavond en zijn score in 32 ronden is: 25 overwinningen, 5 remises, 2 nederlagen. De uittredende titelhouder Wilko van der Gracht eindigt met bijna zeshonderd punten minder als tweede. Niet eerder is het verschil met de vice-kampioen zo groot geweest.
De prestatie verleidt clubgenoot Gerard van de Cuylenborg om onder de kop ‘Doggers in pionnenland’ het volgende in het juninummer van Caïssa Schaaknieuws te schrijven.
De snelle zet door de lucht had de adem weggenomen van de witte koningin en toen zij haar adem terugkreeg, riep zij naar de witte koning: ,,Pas op, het is Peter Doggers die speelt.’’ En de witte koning wist dat het onrustig zou worden in het kasteel.
De nieuwe kampioen van Caïssa 1993 is reeds zeventien jaar oud en beschouwt zichzelf als een schaakspeler die te laat is begonnen. Hij was twaalf jaar oud, toen hij op de basisschool (in de pauzes) met de leraren begon te spelen. Deze organiseerden prompt een toernooi voor de hele school, met een prachtige grafiek op het schoolbord van de deelnemers. Toen pas begon het echt leuk voor hem te worden, al die kruisjes en lijnen met namen, zo maar op het heilige schoolbord.
Toen Peter van de basisschool kwam, hield het weer op, want hij zat op voetbal en had niet de tijd om nog serieus te schaken. Totdat hij een schaakboek uit de bibliotheek haalde en toen ineens wist hij, zonder het onder woorden te kunnen brengen: ,,Het schaakspel is een afspiegeling van de kosmos, de stukken zijn de verschijnselen in het heelal en de spelregels zijn de natuurwetten.’’ Gelukkig had Aldous Huxley (1894-1963) dit reeds voor hem geformuleerd.
Er zullen zonder twijfel mensen zijn die zich afvragen: is Peter Doggers een Willie Wortel? Het antwoord hierop is reeds door Capablanca (ook een schaker) gegeven. Hij stelde vast dat ‘het schaakspel geen enkele intelligentie vereist’. Het opmerkelijke van vele goede schaakspelers is dat zij in de eerste plaats het spel geleerd hebben van een van de ouders (de Polgar-meiden). Dit is ook in Peters geval de oorzaak geweest van zijn vroege interesse; nog in de luiers at hij reeds schaakboekjes. Daarna kwam de gedegen jeugdtraining bij de schaakclub De Eenhoorn, die onder leiding van Jan van Kalken en met lessen van schaakleraar Nico Hauwert zijn talent verder ontwikkelde.
Zoals de meeste sportbeoefenaars heeft ook hij de voorbeelden van eminente voorgangers voor de ogen: Fischers partijen van voor 1972. Vooral omdat bij analyses het vaak moeilijk was om precies aan te duiden waar de tegenstander nu verloren had. Rubinstein en natuurlijk de huidige wereldkampioen Kasparov, dit zijn grootmeesters die zijn bewondering opwekken door hun originaliteit en durf.
Peters ELO-rating is nu 1840 en de belangrijkste persoonlijke resultaten zijn: de gedeelde eerste plaats in het KNSB-toernooi van 1992 te Diemen en gedeeld tweede in een sterk bezet toernooi in Leeuwarden van dit jaar en niet te vergeten kampioen van Caïssa. Tijdens het schrijven van dit artikel staat hij ook bovenaan in het Open Hoorns, dit bewijst dat zijn talent zeker niet van tijdelijke aard is.
Wat zijn eigen zicht op het spel betreft, probeert hij zoveel mogelijk verschillende openingen te spelen en komt zelden hierin minder te staan. De overheersende gedachten, als hij speelt, is om er een mooie partij van te willen maken en niet alleen maar winnen. Deze opstelling maakt dat hij speelt met wat meer vrijheid dan de gemiddelde speler. Hij gelooft ook dat de verrassing van een offer tot resultaat heeft dat de tegenstander niet zo makkelijk de goede voortzetting kan vinden. Het is natuurlijk wel noodzakelijk om de varianten zo diep mogelijk te berekenen. Verder speelt hij veel partijen na van grootmeesters en heeft daaruit geleerd dat je, als je in het eindspel terecht komt, deze stelling heel objectief moet bekijken en dat je het voorafgaande niet als leidraad moet zien voor wat gaat volgen.
Leuk is vooral dat door deelname van een jong schaaktalent zoals Peter Doggers aan de interne competitie van Caïsa de roest in de club doorbroken wordt en er hoopvol een stimulus ontstaat die uitgroeit boven het heersende kneuterschaak dat tot gevolg had dat de positie op de interne ranglijst (met minimale verschillen) reeds jaren van te voren bekend was.
Zoals Tartakower reeds zei: ,,De goede zetten zijn er al, ze moeten alleen nog maar uitgevoerd worden.’’ Maar hij stond bekend als een spitsvondige grappenmaker.
Het record van Peter Doggers zal veertien jaar standhouden. In het seizoen 2006-2007 is Sjoerd Plukkel in zijn eerste vijftien partijen onverslaanbaar. Daar zal ik op een later moment over schrijven.
Tenslotte het overzicht met beginnende winstseries in ruim veertig seizoenen clubcompetitie: 1980-1981: J. Grimbergen................................ 4 winstpartijen 1981-1982: Kees Degeling, Kees Ooms..................... 2 1982-1983: Gerard Groot, Jan van Kalken................. 3 1983-1984: Piet Ootes................................... 4 1984-1985: Vincent Duin................................. 4 1986-1986: Leni van den Berg............................ 3 1986-1987: Dimitri Reinderman...........................10 1987-1988: Frans Bos.................................... 3 1988-1989: Fred Avis, Dienie van den Berg, Dirk Lont, Leni Poeze, Jan Posch........................ 2 1989-1990: Wilko van der Gracht......................... 3 1990-1991: Aart Kögeler................................. 5 1991-1992: Dienie van den Berg.......................... 4 1992-1993: Peter Doggers................................11 1993-1994: Ben van Aken, Dienie van den Berg, Rob Bouwman, Peter Doggers, Arnold van der Wolff, Ben Zuurveld........... 2 1994-1995: Frans Kragten, Rob Thijssing................. 3 1995-1996: Wilko van der Gracht, Aad Laan............... 4 1996-1997: Timo Bijkerk................................. 3 1997-1998: Bert Spil.................................... 3 1998-1999: Fred Avis.................................... 4 1990-2000: Wilko van der Gracht......................... 6 2000-2001: Dienie van den Berg, Peter Holscher.......... 4 2001-2002: niet bekend 2002-2003: Ronald Ritsema............................... 5 2003-2004: Gé van den Berg.............................. 5 2004-2005: Wilko van der Gracht......................... 4 2005-2006: Rolf de Brouwer.............................. 4 2006-2007: Sjoerd Plukkel...............................15 2007-2008: Wilko van der Gracht......................... 5 2008-2009: Wouter Strating.............................. 4 2009-2010: Holger Bonte................................. 5 2010-2011: Ronald Ritsema............................... 7 2011-2012: Ronald Ritsema............................... 4 2012-2013: Ton van Dijk................................. 7 2013-2014: Ronald Ritsema............................... 5 2014-2015: Peter Holscher............................... 7 2015-2016: Roy Kerkhoven................................ 5 2016-2017: Peter Holscher............................... 3 2017-2018: Arnold van der Wolff......................... 4 2018-2019: Peter Holscher............................... 6 2019-2020: Gijs Leene................................... 8 2020-2021 (competitie van zeven ronden): Peter van den Brink, Roy Kerkhoven........... 3 2021-2022: Peter van den Brink.......................... 4 2022-2023: David Verweij................................ 6