Het volle daglicht voor ‘The Center Game’

Met een plof valt een pakketje door de brievenbus. Als blijkt dat New in Chess de afzender is, maakt enige opwinding zich meester van me. Ik heb zo’n duizend schaakboeken, maar weinig van auteurs over wie je kunt zeggen: ,,Ik heb laatst nog tegen hem gespeeld.’’

Arne Moll, auteur van 'The Center Game', krijgt het middengambiet op het bord in zijn partij tegen de Canadese grootmeester Thomas Roussel-Roozmon, in de wedstrijd VAS - Caïssa-Eenhoorn van een maand geleden. Arne zal 7. Le3 spelen.

Arne Moll is een ervaren middengambietspeler. Ondanks de rijke historie zijn er weinig boeken over geschreven. De Caïssa-Eenhoorn-routinier – vanaf het najaar van 2008 actief in het sterkste team van onze vereniging – heeft daar ‘The Center Game’ aan toegevoegd. Een prachtig boek. In de eerste plaats door de aanpak. Onze clubgenoot beschrijft op de eerste zeventig pagina’s de geschiedenis van het middengambiet en die ruime aandacht voor de historie van een opening zie je niet vaak. Het tweede deel gaat over de theorie die meestal een heel openingsboek in beslag neemt.

In de tweede plaats leest ‘The Center Game’ prettig en dat komt enerzijds door de eigen ervaringen van Arne (in het eerste deel) en anderzijds door de – soms verrassende – informatie in het theoretische gedeelte. Zo heeft de Belgische grootmeester Daniel Dardha het middengambiet geleerd van zijn vader Arben, terwijl zijn opa Bardhyl het ook heeft gespeeld. De Dardha’s zijn in 1997 van Albanië naar België verhuisd. Arben en Daniel hebben veel bondspartijen gespeeld voor de Rotterdamse meesterklasser Charlois/Europoort. De zoon is sinds kort vice-kampioen van Europa en Arne behandelt zijn ‘center game’ tegen Marani Rajendran Venkatesh, een van de vele grootmeesters uit India.

Het middengambiet begint met 1. e4 e5 2. d4 exd4 3. Dxd4. De witte dame is het bruggetje naar Arnes vroege interesse in de Engelse kinderliteratuur uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Hij raakte gefascineerd door Lewis Caroll, schaakliefhebber en vooral bekend als auteur van ‘Alice’s Adventures in Wonderland’ en de opvolger ‘Through the Looking-glass’, waarin al heel snel een schaakprobleem voorkomt en de White Queen het favoriete karakter van Arne is. Het boek wordt de opstap naar zijn interesse voor het middengambiet die vooral na de uitbraak van het COVID19-virus groeit en de Caïssa-Eenhoorn-schaker tevens ontdekt dat een nieuwe generatie grootmeesters ‘the center game’ omarmt.

De eerste drie halfzetten zijn rond 1580 beschreven in een manuscript van de Italiaanse dichter Rotilio Gracco, maar voor het eerst geanalyseerd door Philipp Stamma. Hoewel de uit Aleppo afkomstige schaker zich bepaald geen voorstander toont van 3. Dxd4, gaat hij in zijn in 1745 uitgegeven boek ‘The Noble Game of Chess’ wel in op het vroeg in het spel brengen van de dame. In 1836 wordt het middengambiet voor het eerst gespeeld in een partij, door Victor-Joseph Étienne de Jouy tegen de wereldtopper Louis-Charles Mahé de La Bourdonnais, waarschijnlijk tijdens een simultaanwedstrijd.

Op weg naar het einde van de negentiende eeuw zijn Wilfried Paulsen – ‘een aardappelboer uit Nordrhein-Westfalen’, weet Arne – en Szymon Winawer de pioniers. De in Warschau geboren schaaktopper verslaat op het toernooi van Neurenberg 1896 Wilhelm Steinitz met het middengambiet. Minder succes heeft Savielly Tartakower er mee in zijn Olympiade-partij tegen Samuel Reshevsky (Stockholm, 1937), waarna het zo’n dertig jaar stil blijft rondom ‘the center game’. David Bronstein discussieert in zijn boek ‘200 open games’, uit 1970, over 1. e4 e5-openingen. Twintig jaar later staat Alexander Shabalov aan de basis van de middengambietrevolutie. De in Riga (Letland) geboren Amerikaanse grootmeester en Arne Moll raken met elkaar in gesprek tijdens het Donner-herdenkingstoernooi van 1996 in Amsterdam. Beiden zijn liefhebbers van de Britse groep Sisters of Mercy, praten tijdens een rondje door de binnenstad over de muziek van de band en over schaken. Als Arne vertelt dat hij nog steeds geen goed tegenspel heeft na 1. e4 e5, adviseert de oud-kampioen van de Verenigde Staten hem ‘the center game’.

Het tweede deel van het gelijknamige boek van onze clubgenoot telt vier hoofdstukken. Daarin worden 21 partijen behandeld. De eerste zeven gaan over ‘oude’ varianten met … Lb4, … 0-0 en … Te8, met de bedoeling om de witte e4-pion te veroveren. Arne kijkt kritisch naar het Tarrasch-gambiet (wit offert met 8. Dg3 de centrumpion) dat in rapid- en snelschaakpartijen kan werken, maar met klassiek tempo ‘niet zo’n goed idee is’.

In vijf partijen behandelt de auteur een minder spectaculair vervolg door enkele ontwikkelingszetten te spelen. Die leiden naar een ruil van ook de d-pion en remise-achtige stellingen in het middenspel. De in Peru geboren Spaanse grootmeester Miguel Angel Muñoz Pantoja verhindert die ruil met 6. c4 in zijn partij tegen Juan Carlos Escandell Mari (rating 2161) die op zijn beurt een paard op b4 laat instaan om te profiteren van de achterstand in ontwikkeling bij wit. De strijd ontwikkelt zich sensationeel. Beide spelers hebben winstkansen; het zinderende gevecht levert uiteindelijk de titelhouder de zege op.

Arne benoemt in elke partij bij veel zetten varianten. Hij legt ideeën uit en geeft aan wat wel kan en wat niet, zoals het paardoffer van Escandell Mari accepteren. In het hoofdstuk over andere vierde zetten voor zwart – na 1. e4 e5 2. d4 exd4 3. Dxd4 Pc6 4. De3 – speelt Gregory Shahade in een snelschaakpartij tegen Nodirbek Abdusattorov 4. … g6. De volgorde 4. … Pf6 5. Pc3 g6 is in de fianchettovariant niet goed, zo blijkt als wit daarna de beste zetten speelt.

Het vierde hoofdstuk gaat over nieuwe alternatieven voor wit en mindere zetten van zwart en loopt het theoretische gedeelte van het boek van oude partijen naar de moderne tijd. In het toernooi van Cannes (februari 2023) speelt Daniel Dardha tegen Marani Rajendran Venkatesh 4. Dc4. Na … Pf6 5. Pc3 Lb4 spreekt Arne zijn voorkeur uit over het nog amper uitgeprobeerde 6. Lf4 in plaats van het gespeelde Ld2; ook in andere varianten een wat saaie zet. Met zijn eigen idee maakt onze clubgenoot deel uit van het gezelschap topschakers dat met het middengambiet experimenteert: Magnus Carlsen, Arjun Erigaisi, Nodirbek Abdusattorov, David Anton Guijarro, Thomas Beerdsen. Om Arne laatste zin van zijn introductie te citeren: ,,Het middengambiet moet niet op een geheime plek blijven, verborgen voor ieders aanblik. Het verdient het om in het volle daglicht te worden gesteld.’’

Een aardig weetje is overigens dat hij in zijn eerste bondspartij voor onze vereniging het middengambiet heeft gespeeld. NSI/De Eenhoorn is in het voorjaar van 2008 gepromoveerd naar de eerste klasse (waardoor het sterkste team een tiental wordt) en versterkt zich met de van Max Euwe Amsterdam afkomstige Arne Moll. In de uitwedstrijd tegen Philidor 1847 – op 27 september – houdt hij oud-Nederlands kampioen Eddie Scholl op remise; de Hoornse ploeg zegeviert met 4-6.

 

Verschillende grootheden uit het verleden worden in ‘The Center Game’ genoemd. Mikhail Chigorin, Sultan Kahn, Jacques Mieses, Savielly Tartakower, Szymon Winawer. Ze zijn allemaal vertegenwoordigd in mijn boekenkast en het boek van de Caïssa-Eenhoorn-speler nodigt uit om over die topspelers weer eens iets te gaan lezen. Arne komt er nu zelf ook bij te staan. Marshall, M’Donnell, Mieses, Miles, Moll, Muhring. Een goed gezelschap.

Marshall, M'Donnell, Mieses, Miles, Moll, Muhring. Een goed gezelschap.

1 thought on “Het volle daglicht voor ‘The Center Game’

Reacties zijn gesloten.