Een winters probleem

Zeeën bevriezen niet zo vaak, waardoor slangen kunnen blijven zwemmen. Op deze winterse dag een probleem om warm van te worden. Het is een zelfmat in elf zetten. Dit soort vreemde composities hebben niet mijn voorkeur, maar toen ik me erin ging verdiepen vond ik het toch wel een aardige stelling.

Henri Weenink (1892-1931) was een kleine honderd jaar geleden een sterke schaker. Google ‘Canon 42 Henri Weenink’ (de Canon van het Nederlandse schaak) en het wordt snel duidelijk. Hij was ook redacteur van de probleemrubriek in het Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond en medio 1930 hield hij een zogeheten zeeslang-zomerwedstrijd. In het julinummer stonden vier stellingen: mat in 78 zetten en zelfmat in 40, 19 en 11 zetten. De laatste is van Bartholomeus Markx die toen net naar Hoorn was verhuisd. Hij runde apotheek Het Vergulde Hert, aan het Groote Noord 77. Markx – uit Leiden afkomstig – genoot nationale en internationale bekendheid als probleemcomponist, vooral van bizarre stellingen.

Hij meldde zich niet aan als lid van Caïssa, maar componeerde in zijn Hoornse periode regelmatig. Het probleem dat Henri Weenink heeft gebruikt voor zijn zeeslang-zomerwedstrijd is waarschijnlijk de eerste geweest.

Bij een gewone probleemstelling is wit aan zet en gaat zwart heel snel mat. Bij een zelfmat is wit aan zet en wordt wit matgezet. De witspeler dwingt zwart bepaalde zetten te doen, waardoor uiteindelijk de zwartspeler verplicht is de matzet uit te voeren.

Je moet bij deze zelfmat in elf zetten eerst goed naar de stelling kijken, die beoordelen en dan een plan van aanpak bedenken. De oplossing staat komende vrijdag op de website. Er zijn overigens meerdere (en iets kortere) oplossingen mogelijk, maar het gaat om het idee van deze probleemstelling.